125
te slaan. Na de inneming van Calpi en Gwalior had
een diepe moedeloosheid zich van de opstandelingen mees
ter gemaakt, terwijl zij bovendien met een nieuwen vijand
hadden te worstelen; de vluchtelingen namelijk waren be
laden met de schatten van Jansi, van Gwalior en van Calpi
en hunne benden, door de begeerige bevolking overal
nagezetenkonden noch vechtennoch rusten, noch
zich verspreiden.
Alleen het koninkrijk Oude was nog niet onder de
Europeesche heerschappij teruggebracht. Wel is waar was
de hoofdstad weder in handen der Engelschenwerd de
gemeenschap door militaire bezettingen verzekerd ennog
vóór het invallen der regens, het land door de Engel-
'sche troepen in alle richtingen doorkruist, doch de weer
spannige geest kon onder die fiere, krijgshaftige volks
stammen niet zoo spoedig onderdrukt, en hun de zucht
naar een guerilla-oorlog benomen worden. Voor dat men
tot een duurzamen staat van vrede kan gerakenis het
niet alleen noodig dat men het land heeft veroverdmen
moet het ook door zijne troepen doen bezettende macht
der hoofden vernietigen en het volk ontwapenen. De taak,
die in dat opzicht aan de Engelsche troepen was toe
gedacht, was eerder eentoonig dan wel gevaarlijk. Men
had toch in het open veld niets van den vijand te duch
ten en wat de kleinere tochtendie noodwendig zouden
voorkomen, betreftzelfs te midden van onbekende stre
ken kou men hoogstens nederlagen verwachten ten gevol
ge van onvoorzichtigheid of onhandigheid, zooals te Rhada-
mow en te Judgespore.
De ondervinding had duidelijk de middelen aangegeven,
welke men zou moeten te baat nemen om te beletten, dat
de opstandelingen zich in den regentijd weder vereenig-
den. Het was ook van het hoogste gewicht, dat de hoof
den en soldaten wisten dat er niet meer een oorlog van