160 niet zoozeer was vele vijanden te doodenmaar veel meer om schrik onder hen te verspreiden en een paniek te verwekken. A oor dit doel nu waren in den nachtals zij toch niet geteld konden worden, 150 kozakken geheel voldoendedaar zij evenveel leven konden maken en evenveel uitwerking konden doen als het tienvoudig aantal. Eene kleine macht was minder blootgesteld aan verwarring en aan het gevaar van elkander te treffen, juist het groot gevaar voor den aanvaller bij dergelijke nachtelijke ondernemingen. En eindelijkindien men niet slaagde en de aanvaller zelfs geheel in de pan werd gehakt eene mogelijkheid die óók voorzien moest wor den dan zou het verlies niet groot en de macht van het detachement niet te zeer verzwakt zijn. Men ziet uit een en anderdat de onderneming vol strekt geen „dollemanswerk" was; en de uitkomst be wees dat Skobeleff werkelijk de kansen had berekend, zooals een voorzichtig aanvoerder behoort te doen. Ofschoon de nieuwe Khan van Khokand thans genegen was een nieuw vredesverdrag te sluiten, begon hij al spoedig weder vijandelijkheden te plegen toen de Kussen zijn land verlaten hadden. Kauffmann zag zich derhalve ge noodzaakt, voor te stellen, het land te vervoeren. Deze taak werd toevertrouwd aan kolonel Skobeleff, die, als aanvoerder van eene zelfstandige krijgsmachttot generaal bevorderd werd. Zij werd met snelheid en bekwaamheid ten uitvoer gelegdzooals o. a. kan blijken uit de om standigheid, dat, toen de Ivlian zich na een veldtocht van drie maanden aan Skobeleff overgaf, een zijner eerste gezegden was: „A oor dat wij beginnen te praten, moet gij mij laten slapen want ik heb in meer dan eene maand geen enkele nacht rust gehad en geene enkele maal be hoorlijk kunnen slapen."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 166