162
Zij zal er toe kunnen bijdragen, dat eene billijke rege
ling getroffen worde; vooral omdat zij de zaak van een
zeer o'bjectief standpunt behandelt, en de groote verdienste
heeft dat zij geen voorkeur toont voor een der Neder-
landsche krijgsmachten marineHederlandsch en In
disch leger boven de anderen. Die brochure is blijk
baar het werk van een eerlijk en gemoedelijk mandie
met overtuiging het goede voorstaat en voor verbetering
pleit, ook al heeft hij (blz. 55) „voor zich-zelven in deze
niets meer te wenschen of te wachten."
Wij stellen ons voor, hieronder in eenige beschouwin
gen te treden over den arbeid van den Heer Weitzel, en
wij twijfelen niet of de officieren van het Indische leger
zullen met ons al deelen wij alle meeningen des schrij
vers niet dien arbeid zeer waardeeren.
Zooals boven reeds werd gezegd, vangt de brochure aan
met een onderzoek naar het recht op pensioen. De mi
litair zegt de generaal Weitzelheeft recht op pensioen
op „een onbezorgden ouden dag, in overeenstemming met
de eenmaal bereikte maatschappelijke positie." Dat pen
sioen is geen gunstmaar een recht. Immers, wanneer
de Staat zijne militairen betaalde zooals de particulier het
zijne dienaren doetzou hij zooveel moeten geven, dat een
gedeelte op zij kan worden gelegd voor den tijd dat men
niet meer werken kan. Dit doet de Staat niet, zoowel
in zijn eigen belang want de jaarlijksche uitgaven zijn
thans veel geringer dan zij anders zouden zijn als in
dat der individuen; sommige zouden, door onnadenkend
heid ook bij hooge bezoldigingen niets overhoudenan
deren zoudendoor den aard van hun beroepspeciaal
in oorlogstijd, in de onmogelijkheid zijn om hetgeen zij heb
ben overgegaardte beleggen en te beheeren. Eindelijk is
het beroep van den militair een rijke bron van lichaains-