163
gebreken, welke zijn loopbaan plotseling' kunnen stuiten.
Aldus is liet pensioen slechts de compensatie van eene
onvoldoende betalingeen g'edeelte van het den dienaar
toekomend tractement wordt ingehouden en hem later in
den vorm van pensioen uitbetaald.
De wijze, waarop het pensioen zou moeten worden be
rekend om zooveel mogelijk aan alle eischon van billijk
heid te beantwoorden, werd ten vorigen jare in liet In
disch Militair tijdschrift (1877, II, blz. 341) besproken.
Zooals daar duidelijk is aangetoondzou men als pensioen
behooren te betalen een zeker procent van het in totaal,
gedurende den ganschen diensttijd, genoten tractement. Im
mers dit tractement stelt, in geldswaarde, voor, welke
diensten door het individu zijn verrichten met deze dien
sten moet ook het pensioen in evenredigheid zijn.
Het spreekt van zelf dat men bij zoodanige regeling
nog beperkende bepalingen zou kunnen treffen, zooals een
minimum van (b. v. vijf jaren) diensttijd, een maximum
van pensioen (b. v. liet laatst genoten tractement of f ge
deelte daarvan) enz. Maar in algemeenen zin moet, wil
men billijkheid immers zooveel als doenlijk is betrach
ten onzes inziens dergelijke wijze van berekening gevolgd
worden.
Het valt niet te ontkennendat de berekening van het
toekomend pensioen wat lastiger zou worden dan zij thans
is. Doch dit is geen bezwaar, althans niet bij kleine
legers als de onze: om een willekeurig jaar te nemen,
zijn volgens het officiersboekje van 1876, dat wij toeval
lig voor ons hebben, in 1875 gepensioneerd 28 officieren
van het Aederlandsche en 43 officieren van liet Indische
leger In 1877 bedroegen deze cijfers achtervolgend 34 en
48. Er zou dus te Batavia, om in den aangegeven geest
de billijkheid te betrachten, ongeveer eens per week eene
eenigszins omslachtige berekening vereischt worden.