f
164
Trouwens, vereenvoudiging is hier mogelijk zonder de
grondgedachte te verlaten van ons beginsel. Men stelle
b. v. voor het Indisch leger een schaal van pensioenen
vast in den ondervolgende geest.
Voor elk jaar effectiven dienst in de verschillende rangen
gedeelten beneden het half jaar niet en die boven het
half jaar als een vol jaar rekenende wordt aan pensioen
genoten
door een
soldaat of korporaal.
20.—
onderofficier
30.—
luitenant
70.—
kapitein
150.—
majoor of luitenant-kolonel
250.—
kolonel
400.—
opperofficier
600.—
Wij willen nu natuurlijk niet beweren dat de hier ge
stelde cijfers geheel juist zijn en dus onveranderd aange
nomen zouden behooren te wordenmaar wij schrijven ze
hier ter neder 0111 de gedachten te bepalen. Stelt men
nu ook voor den diensttijd bij het Nederlandsche leger en
bij de zeemacht dergelijke schaal van pensioenen vastdan
is, naar wij meenen, elk bezwaar voor de toekomst op
gelost en eene veel meer rationeele regeling verkregen dan
de tot dus ver geldende. Voor hendie tengevolge van
in en door den dienst verkregen lichaamsgebreken ontij
dig op pensioen moeten worden gesteldzouden afzonder
lijke bepalingen kunnen worden gemaakt, b. v. een mini
mum voor eiken rang dien zij dan kunnen bekleeden.
De generaal Weitzel is minder radicaal en wellicht dien
ten gevolge meer practisch, want van radicale wijzigingen
in bestaande bepalingen is men in den regel niet ge
diend dan hierboven in enkele woorden werd uiteen
gezet. Wel zegt hij, dat het pensioen moet worden bepaald
lo. naarmate van het aantal jaren dat men heeft gediend,
55 n
55
55 11
55
55 n
55
55 55
55
55 55
55
55 55
55