178 krijg zon aanbieden als die van toen. (Heeft de heer Rousset of eenig ander Fransclimanzelfs republikein of Orleanist, ook zoo gesproken in 1854? Vert.) Dit alles ziet men zeer duidelijk uit het onpartijdig ver haal van den heer Rousset. Misschien zou men hem kun nen verwijten niet genoeg rekening te houden met twee hoofdpunten van het geschil. Het is onbetwistbaar, dat de verdragen van Kaïrnadji, van Boekarest en van Andri- nopel aan Rusland het recht toekenden, in zekere binnen- landsche aangelegenheden van het Turksche Rijk tusschen beide te treden. De Ottomanen waren sinds honderd ja ren door de Russen onophoudelijk verslagen geworden; die vermindering van hunne soevereiniteit was de losprijs hunner nederlagen. Europa kon dat recht zelf buitenspo rig en het gebruikdat Rusland er van maakteeen misbruik noemenmaar het kon het recht niet loochenen en het hewijs hiervoor is, dat het verdrag van Parijs het uitdrukkelijk moest afschaffen. Ten tweede: die aan spraken van Rusland waren in zekere mate, eerbiedwaard; het recht, dat het eischte de rechtzinnige Christenen te beschermenwas uit het oogpunt der menschelijkheid al thans wel zoo goed te verdedigen als het recht, dat de Ottomanen zich aanmatigden om de Christenen te onderdruk ken. (Men herinnere zichhoe weinig gebruik later Igna- tief van dat recht tot bescherming maaktetoen hij alvermogend was. Vert.) De Europeesche staatkunde is toen zeer edelmoedig en niet zeer scherp in het vooruitzien geweest; zij heeft alles gedaan voor den Sultan, bijna niets voor de Ser viërs, de Boelgaren, de Herzegowijnenwier leed sedert een gewetensknaging voor de beschaafde wereld en een bedreiging voor den vrede van het vasteland is geweest. Het scheen waarlijkdat er in Turkije slechts Turken waren. Men heeft aan de Ottomaansche veiligheid ernstige

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 184