189 verslonddie als een open wond bleefwaaruit de beste sappen van het Rijk wegvloeiden. Elders beoordeelt de heer Rousset de militaire inzichten van Napoleon III, die, reeds op dat tijdstip, de aan spraken op een onfeilbare kennis schijnt te hebben ge huwd aan de meest in het oog vallende onbekwaamheid. Reeds toen toonde de Keizer-kanonnier zich utopist, hersenschimmig, in één woord: ideoloog. Hij ver beeldt zich de regels der krijgskunst streng te kunnen toepassen op het meest buitengewone en het onregelma- tigste beleg, dat men ooit gezien had. Daarna bedenkt hij 4000 harnassen naar de Krim te zenden, bestemd om de borst van de infanteristen te wa penen, die storm zouden loopen. „Het onbewimpelde oordeel", zegt onze geschiedschrijver, dat de minister van oorlog niet mocht vellen over dezen trek van keizerlijke verbeeldingskracht, wordt toevallig gevonden in een brief van den Tsaar Nikolaas, „die om het denkbeeld lacht, onze soldaten op die wijze opgedirkt te zien om de be- laddering te wagen." Die borstbedekkingen deden nooit dienst en men was algemeen van meening, omtrent dit teeder punt een voorzichtig stilzwijgen te moeten bewaren." Wij zien Napoleon III, ondanks het verzet van zijn omgeving en van den generalen staf in de Krim, er op aandringen, dat men slag levere quand même, krachtens deze schrandere redeneering: „Als men er zich niet aan bloot wil stellen geslagen te wordenmoet men nooit slag leveren." De tragische onvoorzichtigheid van Sedan ligt als kiem in dit antwoord van een stompen, onnadenken- den geest. Een ander karakter, waarop de Histoire de la guerre de Crimée een nog helderder, ofschoon nog zeer bescheiden licht werpt, is dat van Pélissier. De brieven, die men

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 195