195 door den regen, gaven de trommen slechts een gebroken schor en dof geluidde stormmarschaldus geslagen was niet meer medesleependehij werd doodsch." Ziedaar een bladzijde, die men kan leggen naast de schitterendste en rijkst gekleurde in de historische letter kunde. Zou een ooggetuige zoo goed gezien hebben? Elders schildert ons de geschiedschrijver in krachtige uitdrukkingen „die onheilspellende plek, die aanslibbin gen van bloed, die opeenhooping van lijken, die lagen van Engelschen en Russen, beurtelings bloot gelegd dooi de eb van den slag", die aan de batterij der Aardzak- ken haren verschrikkelijken en tragisch onedelen naam deden verdienen. De schrijver is niet beneden zich zeiven gebleven toen hij ons andere groote tooneelen had te schilderen, waarvan de herinnering den voorbijgaanden naijver der Staten en de verwikkelingen der diplomatie zal over leven; als liij ons de Fransche soldaten toont in den aanval tegen Groenen Heuvel, de Witte werken, do groote bastions; als hij ons Sebastopol voorstelt, ver pletterd door een orkaan van ijzer en vuur, of als hij ons den laatsten dag van den Malakof beschrijft. In al deze verhalen heeft de auteur geen ander gevoel dan dat van bewondering voor de daden der helden, tot welke legerplaats zij ook behooren; de nationale haat, sinds lang uitgedoofd in de harten der toen met elkander in worsteling zijnde volken, heeft op hunnen geschied schrijver geen vat gehad. Zoodanig is de aard van dezen zonderlingen oorlog geweest, dat geen enkele toorn van den slag hem overleefd heeft, en dat men dezelfde vol doening smaakt bij het prijzen van den stoïcijnschen moed der Russen en van de onstuimige dapperheid der Fransche soldaten. De heer Rousset heeft er behagen in geschept hulde te bewijzen aan die 18000 zeelieden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 201