- 219 - V. Bevordering en overplaatsingen. „Niettegenstaande er nimmer een voorbeeld in Indien is geweest van de tegenwoordige spoedige promotie der militairen, is de Maarschalk Daendels echter niet in het generaal door hen bemind, uithoofde van de harde behandeling, en de nuttelooze en willekeurige verplaatsing van den eenen post naar den anderen, hétgene vele ruineert, vooral de oude officieren die in het bezit van eenige vastigheden zijn, want daar in het ongezonde Bataviasche climaat voor een officier geene laurieren zijn te plukken, zoo hadden verscheidene, om zich voor dit gemis eenigzints schadeloos te stellen, op eene eerlijke wijze hetzij door huwelijk als anderzints getracht eenig vermogen te ver werven, en zich te etablisseren, doch dit behaagt zijne Excellentie niet." YI. Handhaving der krijgstucht. „De kapitein Eken- hoorn van het bataillon in de stad, een Europeaan van geboorte, door eenige zijner zwarte soldaten aangeklaagd zijnde, dat hij hun had te kort gedaan, is door Zijne Excellentie bij een willekeurig besluit gecondemneerd, om gedurende den tijd van zes jaren in zijne eigene compagnie Inlanders, als gemeen soldaat dienst te doen nadat deze ongelukkige te vergeefsch had verzocht, voor een krijgsraad te mogen worden te recht gesteld, om zich te kunnen verantwoorden, heeft hij zich uit wanhoop (zoo als een ieder heeft verwacht) door het hart geschoten." „Twee of drie Inlandsche soldaten, zich te Pace along any aan diefstal schuldig gemaakt hebbende, wierden op last van den Prefect Middelkoop strengelijk met spitsroeden afgestraftdeze gaf hiervan direct aan den Maarschalk kennis, in het vertrouwen dat zulks Zijne Excellentie'* goedkeuring zoude wegdragen, en kreeg hierop tot ant woord: dit vinclt in het geheel mijne goedkeuring niet

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 225