230
ander karakter, waardoor zij in den regel veel minder
hevig, doch daarentegen ook des te langer van duur zijn.
Men heeft daar meestal te doen met een vijand, die zich
schuilhoudt en elk beslissend gevecht vermijdt; men is
dan verplicht, hem in zijne wildernissen op te zoeken,
waarbij zich tallooze, soms onoverkomelijke, bezwaren
kunnen voordoen. De voordeelen van een geregelde
vechtwijze, betere bewapening en betere tactiek gaan in
dat geval voor een groot deel verloren; met geduld en
volharding moet men trachten zijn doel te bereiken, doch
daartoe wordt dikwijls voel tijd vereischt."
Die schildering is volkomen waar en op nagenoeg al
onze Indische oorlogen, in het bijzonder op dien tegen
Atjeli, toepasselijk.
Moge al, tijdens de eerste en het begin der tweede
expeditie tegen dit rijk, de vijand tegen ons zijn opge
trokken en zich in het open veld tegenover ons hebben ge
steld, nadat hij ondervinding had opgedaan van de uit
werking onzer vuurwapenen veranderde hij al spoedig
van tactiek. Bij ons voortrukken houdt hij slechts zeer
kort stand en trekt zich weldra terugdoch dan begint
hij onze operatielijnen te bestoken met betrekkelijk geringe
macht, die evenwel ee ie veel grootere van onze zijde in
actie houdt.
Het terrein is hem daarbij uiterst gunstig; het bestaat
uit groote sawahvlakten, die bijna immer drassig zijn en
waarin hier en daar groote rawahs voorkomentalrijke
waterleidingen doorsnijden die sawahs, welke verder in
vakken van 50 tot 100 Meter lengte en breedte verdeeld
worden door dijkjes van 3 tot 5 decimeter hoogte en 2 a 3
decimeter breedte. Deze dijkjes zijn de eenige paden
door de rijstvelden, en voor troepen onbruikbaarde troep
marcheert dus door de sawah-zelve, doch met zoodanige
marschen gaat ontzettende inspanning van mensch en dier