231 gepaard. Vooral de koelies liebben het daarbij zwaar te verantwoorden. Gelijk oasen in de woestijn, vindt men in de sawahs talrijke kampongs van grootere of kleinere uitgebreidheid; de oevers der eenige groote rivier en van enkele zijri vieren zijn geheel door kampongs omzoomd. In de kam pongs zijn de woningen op zeer onregelmatige wijze verspreid, en is elk erf door-heggen van stekelig struikgewas afge sloten. Langs die erven slingeren zich eenige paden dooi de kampong van hoogsten 3 a 4 decimeter breedte. Do grenzen of zoomen van de kampong zijn meestal voorzien van kleine versterkingen of ingravingen, door chicanes aan 't oog onttrokken; ook binnen in de kampong vindt men dergelijke werkjes. Dit alles wordt overdekt door een onbeteugelden tropischen plantengroei. Hiermede hebben wij in korte trekken hot terrein ge schetst, waarop onze troepen zich in Atjeh moeten bewe gen waarop zij moeten strijden tegen een vijand, die voet voor voet zijn grond verdedigt en die in den waren zin des woords een guerilla-oorlog voert. Voegen wij er nog bij, dat het terrein, in 't algemeen gesproken, niets oplevert wat voor liet onderhoud onzer macht dienen kan. Men zal ons moeten toegevendat op zoodanig terrein en onder zulke omstandigheden liet vooruitrukken uiterst langzaam en daarbij nog uiterst voorzichtig moet gaan, en dat, zelfs reeds op korten afstand van onze operatie basis, de verzorging van het leger zeer bezwarend wordt. De aard an den te voeren oorlog brengt mede, dat wij geen object hebben waartegen ons te wenden, gelijk het geval was in Palembang, in Boni en op Bali. Nu voeren wij eenen strijd als weleer tegen do Padries, tegen Tiang Alara en Amir, doch met oneindig grootere afme tingen en met dit verschil en zeer nadeelig verschil dat wij niet kunnen zeggen, een deel der bevolking op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 237