242
is thans zelfs minder slecht dan drie jaren geleden.
Hoe dit nu ook zij, eene goede aanvulling van ons
leger boven de formatie is voorzeker alleszins gewenscht,
ja zelfs noodzakelijk te noemen, en in zoover zijn wij
het geheel met den Heer Borel eensdat eene „Indische
Brigade" van eene 4000 flinke, goed geoefende Holland-
sche soldaten aan ons leger nieuwe kracht zou geven.
Doch met welk doel zou de Schrijver de zending naar
Inditi van die Indische brigade verlangen?
Yolgens blz. 471 van den Spectator is hij van oordeel,
dat aan het Indisch leger minstens een jaar rust gegund
dient te worden om zich van de doorgestane schokken te
herstellen, zijne kaders aan te vullen en, evenals zijne
manschappenbehoorlijk te oefenende bestaande gebreken
te verhelpen, enz. De uitzending der brigade zou o. a. vol
gens hem ten doel hebben, „den oorlog met Atjeh te
beëindigen, waartoe van het reeds zoo geteisterde Indi
sche leger moeilijk nieuwe inspanning en offers geëischt
kunnen worden en dit leger in staat te stellen „weder
geheel op zijn verhaal te komen en ongestoord zijne zor
gen aan inwendige verbeteringen te kunnen besteden".
Begrijpen wij uit deze woorden 's Schrijvers bedoeling-
goed, dan is zij geene andere, dan dat de brigade,
voor minstens een jaar, te Atjeh de taak van het Indi
sche leger geheel overneemt en, krachtiger optredende dan
dit leger in vijf jaar tijds heeft kunnen doen, den oor
log aldaar tot een goed einde brengt.
Dit denkbeeld noemen wij en zeker elk Indisch officier
met ons, ten eenemale hersenschimmig. Wat 10,000
man van het Indische leger in vijf jaar tijds niet hebben
kunnen volbrengendat zullen 4000 man van de Indi
sche brigadeniet geacclimateerd maar dat is niet noodig,
Zie o. a. Indisch Militair tijdschrift1875, blz. 348 en vlg.