243
meent de Heer Borel in korten tijdb. v. een jaar tijds
kunnen doen? "Wij begrijpen niet hoe iemand zoo iets
in ernst kan beweren. Noch het terrein, waarop wij
oorlogvoerennoch de vijand dien wij tegenover ons
vindenstellen iemandwie dan ookin staat om in
korten tijd met 4000 man den oorlog te beëindigen. Die
macht is te nauwernood voldoende om onze reeds ingenomen
positiën naar behooren te bezetten en te beveiligen. En
die stellingen moeten wij behouden totdat de oorlog is
geëindigd; wat wij hiervoren in korte trekken omtrent
de wijze van oorlogvoeren in Atjeh hebben aangegeven,
zal een en ander voldoende aantoonen.
Maar afgescheiden van deze overwegingachten wij de
uitzending uit Nederland van eene geheel georganiseerde
macht, die in Indië op zich-zelf staande zou ageeren, ten
eenemale in strijd met de lessen der geschiedenis. De
kolonel der genie Jhr. de Vaynes van Brakel schreef in
zijne „Verdediging van Nederlandsch-Indië": „Men herin-
nere zich de geschiedenis der expeditionaire afdeeling ge
durende den oorlog op Javaen men zal geene herhalingen
van iets dergelijks meer verlangen." En de generaal Co
chins noemde de uitzending van een geheel uit Europeanen
bestaand bataillon infanterie „de ongelukkigste en voor
's lands dienst schadelijkste maatregel, welke men zoude
kunnen nemen".
Monitor heeft in zijne adviezen over „Indische militaire
belangen zoowel de geschiedenis der expeditionaire afdee
ling van 1827, als de adviezen van Cochius van 1845
omstandig medegedeeld. Het kan niet de wensch zijn
an onze lezersdat wij al hetgeen Monitor schroefhier
uitvoerig herhalen. Maar wij .willen slechts aanteekenen,
dat Monitor in zijn opstel over eene Indische brigade
o. i. duidelijk heeft aangetoond, welke bezwaren aan
zoodanige brigade verbonden zijnen wij kunnen niet beter