245
voorstellen, willen wij daarop nog enkele aanteekeningen
maken.
De Schrijver zegt dat „thans het oogenblik is aange
broken om de Indische brigade, wier nut onbetwistbaar
en tot wier oprichting in beginsel reeds door de wetge
vende macht besloten is, tot stand te brengen".
Is dat nut indedaad onbetwistbaar? Monitor ontkent
dit op goede grondenen de Minister van koloniën moest
den 13en November 1874 in de Tweede Kamer der Staten-
Generaal mededeelen, dat zijn voorganger het beginsel der
oprichting eener Indische brigade had doorgedreven, in
strijd met de meening van alle deskundigen in Indië.
Het gaat, dunkt ons, niet aan, bij eene polemiek als
deze te volstaan met de bewering, dat het nut „onbe
twistbaar" is; deze bewering had, na al wat tegen de
oprichting eener Indische brigade is aangevoerdwel be
hoefte aan eenige toelichting.
Wat wij noodig hebben, is (althans tijdelijke) uitbrei
ding van het Indische legerdus uitbreiding van het goed
werkende suppletiestelsel met detacheering van officieren van
het Nederlandsche leger. De aanwerving van flinke Hol-
landsche soldaten zou wellicht beter gegaan zijn, indien
men in Nederland de Atjeh-zaak niet als een partij-
zaak maar als eene van hoog nationaal belang behandeld
had. Is het nog te laat om van dezen verkeerden weg
terug te keeren Wat tot uitbreiding dier werving gedaan
kan wordenlate men niet achterwege
„Ofschoon het wcnschelijk ware, de troepen in het
begin van den goeden moeson op Atjeh te doen aankomen,
zoo is dit geen volstrekt vereisclite. Het geheele jaar
door kan men aldaardes verkiezendetegen den vijand
Zie Indisch Militair Tijdschrift 1875, blz 88,