- 250
bovon sprake iszou dan niet rechtstreeks bestaan en het
huwelijk minder tot eene geldkwestie herleid worden
maar de huwelijken zouden dan althans niet aangemoedigd
worden, want hij, die trouwt, doet dan tegelijkertijd
afstand van zijn aandeel in de „spaarkas" van liet weduwen-
en weezenfonds.
Zou het wenschelijk zijn, dat op deze wijze indirect
het veelvuldig trouwen bij het officierskorps eenigermate
werd tegengegaan? Onzes inziens ongetwijfeldGeenszins
betwisten wij de hooge waarde van het huwelijk uit een
moreel oogpunt maar hij die trouwtbehoort dat te
doen met voldoende zekerheid, dat hij een huisgezin
behoorlijk en overeenkomstig zijn stand kan onderhouden.
Bestaat die zekerheid niet, dan is hot ook in het belang
van den dienst, dat het huwelijk achterwege blijft immers,
wie kan met opgewektheid dienen, terwijl zijn huisgezin
en hij-zelf armoede lijdt? En inderdaad wordt er ook
thans, na de laatste tractementsverhoogingenin de gezin
nen van officieren meer armoede geleden dan men opper
vlakkig denken zou.
De vroegere bepalingen, daartoe strekkende dat de
trouwlustige officier moest aantoonen een jaarlijksch inkomen
van f 400,te bezitten, waren ondoelmatig omdat ze
gemakkelijk te ontduiken warendan ook op groote schaal
ontdoken werden en dus leidden tot handelingen, strikt
genomen „beneden de waardigheid van den officier."
Maar op de boven aangegeven wijze zouden maatregelen
getroffen worden welke in alle opzichten aanbeveling-
verdienen omdat zij zonder onbillijk te zijner toe zouden
medewerken om onberaden huwelijken tegen te gaan. Dat
dit zeer noodig isook met het oog op liet geheel onvol
doend bedrag der weduwenpensioenenzullen wij thans
trachten aan te toonen.