252 In hoeverre zou het mogelijk zijn dat in dit lot ver zachting werd gebracht Deze vraag wenschen wij thans te overwegen. In de eerste plaats schijnt ons eene aanzien lijke verhooging der „landspensioenen" noodig. Indien ooit, dan zou hier, onzes inziens, mildheid van de zijde der Re geering plicht zijnliet land zou belmoren te zorgen dat hijdie zijn leven voor de zaak des lands opoffertdit althans kan doen met de wetenschapdat hij vrouw en kinderen goed verzorgd achterlaat. Het zou o. i. geen overdreven eisch zijnindien de landspensioenentoege kend aan weduwen die hunne echtgenooten in of dooi den strijd verliezengelijkgesteld werden aan de pen sioenen, welke zouden zijn toegekend aan de echtgenooten, indien deze van de bekomen wonden hersteld doch voor den activen dienst afgekeurd werden. Het andere woorden dat de cijfers, voorkomende in art. 19 van het „Reglement op het toekennen van pensioenen en gagementen" dezelfde waren als die van art. 8. lot zeer bezwarende uitgaven zou zoodanige mildheid met voeren; zij zou wellicht de begrooting van ïïeder- landsch-Indië met een ton gouds per jaar verhoogen. Doch de JSTederlandsche Regeering zou voorzeker op geene betere wijze kunnen toonenhoe zeer zij de diensten dei- Indische officieren te velde op prijs stelt; zij zou geen maatregel kunnen nemen, die meer geschikt zou zijn om onze officieren te verzoenen met de vele bezwaren, aan een langdurig verblijf te velde verbonden. Dezen zouden dan, te velde trekkende, gerust kunnen zijn; welk lot hun ook treffe, het lot van vrouw en kinderen is verze kerd. Die gerustheid bestaat thans niet; en zoo onze officieren daarom niet minder hun plicht hebben gedaan- toch is het niet te betwijfelen of de gedachte, wat er van vrouw en kinderen worden moet, heeft menigen braven strijder pijnlijke oogenblikken gekost.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 258