253 Wij herhalen het; indien de Regeering een blijk wil geven van Hare waardering van den moed, de zelfop offering, de liefde voor Vaderland en Koning, welke dooi de officieren van het Indische leger bij voortduring wordt ten toon gespreid, dat zij dan aan de weduwen van hen, die in den strijd of ten gevolge daarvan omkomen, hetzelfde pensioen verzekere, waarop de eclitgenooten in hunnen rang bij volbrachten diensttijd recht zouden heb ben gehad. Dezelfde redeneering is natuurlijk ook van toepassing- op de mindere militairen en hunne weduwen. Wij spre ken hier alleen van de officieren, omdat deze voorname lijk door den gewenschten maatregel gebaat zouden wezen nu toch maar een zeer klein gedeelte der mindere mili tairen getrouwd is. Zou op deze wijze gedeeltelijk kunnen worden gezorgd voor de hier bedoelde categorie van weduwenmet de overigen, welke de groote meerderheid uitmaken, heeft de Regeering uit den aard der zaak geene bemoeienis en kan zij dat niet hebben. Het is dus nu, in de tweede plaats, de vraag of het mogelijk zou zijn, de pensioenen, welke doorliet weduwen- en weezenfonds worden uitgekeerd, in belangrijke mate te verhoogen. Die mogelijkheid bestaat, zonder dat het noodzakelijk isde officierstracteinenten aan te hooge kortingen te on derwerpen. Om dit aan te toonen, moeten wij er op wijzendat elk percentdat van de tractementen dei- officieren als contributie wordt ingehoudenper jaar eene som van circa ƒ60.000 vertegenwoordigt; dat het totaal der jaarlijks te betalen pensioenen in eene ronde som op ƒ460.000 kan worden gesteld, en dat dusindien de con tributie, alleen voor gehuwde officieren, bepaald werd op 5 pCt. hunner inkomsten hetgeen ongeveer gelijk zou staan met eene bijdrage van 4 pCt. van allen volgens de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 259