279 Bij dezen man niets laags, niets middelmatigs. Men mag zeggen, dat hij het geld verachtte; die deugd verviel zelfs tot een uiterste, want hij verwaarloosde zijn zaken en bevond zich soms in ongelegenheid door schulden. Nooit heeft hij vermogen of bevordering nagejaagd; als het vaderland zijn diensten niet van noode had gehad, zou hij, de steenhouwerszoon, gelijk hij verklaarde, lie ver weder bouwmeester of ingenieur geworden zijn. Hij had zijn gebrek aan fortuin lief, hij schepte be hagen in zijn welvoegeljjke armoede, gelijk een Griek of Romein uit de schoonste eeuwen. Terwijl rondom hem de leveranciers, de intendanten, zelfs de generaals be gonnen zich te verrijken, terwijl men niet meer de vrees voor de guillotine koesterde maar reeds den dorst naar goud voelde, schreef hij (in 1798) uit Toulon aan een zijner vrienden: „Rijkdommen ik wil ze niet. Een enkele penning meer, en vooral kwalijk verworven, zou het geheele stel sel van mijn geluk, van mijn wijsbegeerte verstoren. Als ik u, ferme en trouwe vriend, de diensten opsomde, die de armoede mij bewezen heeft te midden van dit politiek onweder, zoudt gij haar dringend verzoeken mij nooit te verlaten, ik zal haar altijd bewaren." En toch was Bonaparte reeds twee jaren geleden be gonnen met de legerplaatsen om te koopen en van den top der Alpen aan de soldaten en aan de leveranciers „<7<? rijkdommen van Italiëtetoonen. Zelfs reeds te Tou lon waren er onder de krijgsmakkers van Kléber, die van de schatten van Egypte en Hindoestan droomden. Dewijl hij voor de vrijheid streed, wilde hij zijn vrij moedigheid, zijn losse tong (zijn addertong", gelijk de slachtoffers er van zeiden), zijn éenigszins bijtend hu meur aan niemand ten offer brengen. Hij mishaagde dik wijls aan de machtigen van den dag, aan de gevreesden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 285