281 De Omwenteling vindt hem op zes-en-dertigjarigen leeftijd, terwijl hij te Belfort het beroep van bouwmees ter uitoefenthij omhelst hartstochtelijk de nieuwe be ginselen. In 1790, bij een oproer, verwekt door de officieren van Beaulieu, grijpt hij naar den sabel om het gemeente-bestuur te beschermen tegen de Konings- gezinden. De heldenloopbaan van Kléber begint te Mainz, in 1793. Hij verdedigde, onder Custine, de oude Rijnstad tegen de troepen van den Koning van Pruisen. Hij maakte daar een deel uit van een phalanx van dapperen, de Doyré'sde Meunier's, de Dubayet's, en sloot daar een band van vriendschap met de volksvertegenwoordigers Rewbell, van den Boven-Rijn, en Merlin, uit Thionville; vooral met Merlin, den luitenant-colonelden strijdlustigen afgevaardigde van de Rationale Conventiedien men altijd aan het hoofd der soldaten zag, de kanonnen rich tende de redoutes beklimmende en sabelhouwen wisselende met de Pruisische huzaren. Merlin en Kléber waren verbonden door wederzijdsche achting, onafscheidelijk onder het vuur van den vijand. Hun wederkeerige getuigenissen in dit gedeelte van hun leven zijn hun schoonste eeretitel voor de geschiedenis. Merlin heeft een gelukkig woord gevonden om dat Ho merisch beleg, dat middelpunt van zooveel schitterende schermutselingen en zooveel groote daden te kenschetsen, hij noemde het de Kléber-llias. Kléber leefde vier maanden onder een gewelf van vuur, woonde alle uitvallen bijweerstond eiken aanval en wist gedurende al dien tijd niet, of Frankrijk nog be stond. Het bombardement was zoo hevig, dat men, gelijk Merlin zeide„geen plek zou hebben kunnen vinden, zoo groot als mijn hoed, waar men in veilig heid was."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 287