284 -
verbijsterd en tot dweperij vervoerd door hun priesters,
de weldaden eener nieuwe orde van zaken afwezen om
een gewissen ondergang te gemoet te snellen."
Kléber, in het gevecht van Torfou aan den schouder
gekwetstgaat voort met vechtenen alvorens zijn wond
te doen verbindenhoudt hij zich onledig met het dictee-
ren van zijn verslag. De Koningsgezinden hadden hem,
gedurende zijn terugtocht, vier stukken geschut afgeno
men, die hij, wegens den slechten toestand van de we
gen moest achterlaten. Hij verzocht schriftelijk den
generaal Canelaux hem geen artillerie te geven, vóórdat
hij den vijand zooveel zou hebben ontrukt als men hem
had ontnomen.
Meer dan eens had Kléber te kampen tegen zijn eigen
wapenbroederstegen de volksvertegenwoordigersmaar
altijd sprak hij luid en flink van zich af.
Hij waagde zijn hoofd en durfde tot Marceau te zeg
gen: „Wees gerust, mijn vriend, wij zullen samen vech
ten en ons samen laten guillottineeren."
Wat hem zich deed verbijten, was de ongeschiktheid
van den opperbevelhebber Léchelle. Zeer zeker moet men
rekening houden met de vijandige gezindheiddie Kléber
hem toedroegmaar er zijn feitendie niet gedoogen hem
te verdedigenhij kende niet eens de eerste beginselen
der krijgskunst, ja, hij kon ternauwernood lezen en schrij
ver; al zijn bevelen waren slecht gedacht; zoolang hij
het bevel wilde voeren en Kléber tegenwerkenleed men
nederlaag op nederlaag. Men zou zijn onwetendheid heb
ben kunnen verschoonen, zoo hij ten minste dat vuur der
vaderlandsliefde, die nationale dweperij bezeten had, die
dikwijls van geïmproviseerde generaals dappere veldheeren
gemaakt hebbendie de massa's medesleepen en den oor
log bij instinkt voeren. Ongelukkig had het leger zelfs
geen vertrouwen in zijn moed, en toen hij eens na een