285 -
nederlaag uitriep, dat hij slechts lafaards gezien had, duw
de de volksvertegenwoordiger Turreau hem ruw toe
„Men ziet nooit dapperen aan het hoofd der kolonnes."
„Wat hebben wij gedaan om gecommandeerd te worden
door zoo'n kerel (jean foutreals jij?" riep een gekwetst
soldaat uit.
Meer dan eens verhieven zich onder deze redeneerzieke,
weinig in tucht geoefende soldaten, de kreten: „Weg
met LéchelleLeve Kléber!"
Merlin, uit Tliionville, de oud-advocaat van Metz, was
een ander man dan Léchelle. Altijd in het dichtste ge
woel van den slag, altijd de gelegenheid bespiedende om
een doelmatige beweging aan te ra,den of een stuk ge
schut behoorlijk te richten, was de artillerist-wetgever,
in de Yendée gelijk te Mainz, de onafscheidelijke gezel
van Kléber, en de verslagen van deze leggen getuigenis
af van de diensten, door den Lotharingschen afgevaar
digde bewezen. Hij is het, die in het gevecht van Saint-
Léger een houwitser en een kanon van 8 pond aanbrengt
om de vlucht der Yendéers te voltooien. In den Moedi
gen slag van Cholet, waar Kléber veertien generaals en
hoofdofficieren om zich zag vallenwas de volksvertegen
woordiger Merlin aan zijn zijde, maar de opperbevelheb
ber Léchelle was er niet.
Toch was Kléber het niet altijd eens met Merlin, dien
hij te vurig en te ontvlambaar voor geestdrift vond; nog
minder met de andere volksvertegenwoordigers Turreau,
Prieur (uit het departement de Marne), en vooral niet met
den laaghartigen wreeden Carrier.
Hij deelde echter in dit opzicht het gevoelen van Merlin,
dat hij de buitensporige strengheid van de onderdrukking,
de wreedheden, die den oorlog eeuwig schenen te zullen
doen duren, het woeste karakter van de worsteling be
treurde. Bovendien was hij ontevreden over de contra-