289
voor de poorten van Parijs. Waarin dienden zij dus min
der den koning van Pruisen, Engeland, Oostenrijk, dan de
uitgewekenen te Koblenz Eenige honderden edellieden in
Yendée deden meer kwaad dan de vijftienduizend sol
daten, die de vaan van Condé volgden.
Om den opstand van Jambe d' Argent en van Jean
Chouan, die bovendien de eer genoten lieeft onlangs door
Yictor Hugo bezongen te worden te verklaren, roept
de schrijver een stelling van Montesquieu in: „Het is een
groot kwaad, dat een natie hare wetten schendt, maar het
is een nog grooter kwaad, als zij zich wetten laat opleg
gen, die haar geweten schenden." Welnu, zoo de oorlog-
in Yendée nog beschouwd kan worden als een oorlog-
van beginselen, is dit in het geheel niet het geval met
de chouanneriedie zich weinig bekommerde 0111 wetten,
gewetensvrijheid en Montesquieu.
In zekere opzichten is zij een der gedaanten, die de
struikrooversgeest aanneemt, in dit land een besmettelijke
ziekte en toen bijzonder ontwikkeld door het stilstaan van
den arbeid in de zee-nijverheid en door het verzet
tegen de wetten op de conscriptie. De chouannerie heeft
altijd meer of min bestaan in het tuchtelooze Bretagne,
gelijk blijkt uit de geschiedenis van dit gewest in de
achttiende eeuw (A de Carné, Les Etats de Bretagne
et Vadministration de cette province jusqu'en 1789) en
uit de gedenkstukken der volkspoëzie, die beroemde
roovers huldigen (Luzel, Gwerziouchants populaires de
la Basse-Bretagne). Zij overleefde zelfs de Omwenteling,
19
Paysans, paysanshélas vous aviez tort,
Mais yotre souvenir n'amoindrit pas la France.
Yous fütes grands dans l'apre et sinistre ignorance.
Yous que vos rois, vos loups, vos prêtres, vos halliers
Faisaient bandits, souvent vous lutes chevaliers.
Et je pleure en cliantant eet hymne tendre et sombre,
Moi, soldat de l'aurore, a toi, héros de l'ombre,