291 die liij gestraft had, omdat zij de bevelen omtrent het aan rotten zetten der geweren en omtrent keukenvuren niet hadden doen uitvoeren, en omdat zij liet verlies hadden veroorzaakt van al de wapenen en een groote hoeveelheid equipementsstukken van dit bataljon, die door liet vuur vernield waren geworden. „De generaals" schrijft Ivléber „worden verwittigd, dat de granen en de haver, zoowel de geoogste als de te veld staande, in alle gedeelten van het door de legers der Republiek bezette land, gerequireerd moeten worden voor den militairen dienst." De manschappen, die op overtreding betrapt worden, zullen worden „overgeleverd aan de militaire commissie en gevonnisd als verduisteraars van de levensmiddelen der Republiek en als vijanden van de Fransche natie." Met zulke groote woorden was het noodig den armen uitgehongerden duivels, die graan en haver stalen, schrik aan te jagen. Hij gelast deze heilzame besluiten gedu rende drie achtereenvolgende dagen op de dagorder voor te lezen. Hij schrijft drie appèls daags voor om het te gengaan van strooperijen te verzekeren. „De generaal verwittigt een ieder, dat hij een vreeselijk voorbeeld zal stellen onder hen, die deze order niet nakomen." De jacht wordt den militairen verboden men moet het kruit van de natie sparen. „Hun liefde voor het vader land moet hun genoeg doen inzien, hoe zuinig zij moeten wezen met de middelen, die tot onze kans op overwinning bijdragenzij moeten voelen, dat het kruit uitsluitend bestemd is om onze vijanden te verdelgen." Wordt vervolgd.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 297