297 - lijke liniën opgehoopt en de kracht des legers werd bij dezen aanval geheel gebroken." Deze ondervinding gladweg ter zijde stellende, werd, tijdens den oorlog van 1866, in de Oostenrijkschc militaire kringen de „bajonet-tactiek" luide aanbevolen als antwoord op de Pruisische achterladersofschoon bij Gitschin en Kö- niggratz hier en daar redouten waren opgeworpenbleven zjj meest onbezet, en, zooals majoor Adams opmerkt, kwamen deze soort van verschansingen geenszins over een met de aaneengeschakelde liniëndie geregeld in den Amerikaanschen krijg werden toegepast. Kan men nu hieruit tot de gevolgtrekking geraken, dat vrijwilligers en oppervlakkig afgerichte recruten in een oorlog een goed geoefenden troep kunnen vervangen, omdat de veldversterking meer dan vroeger op den voorgrond getreden is P Indien dit waar mocht zijn dat zijn de ervaringen van den Duitsch-Franschen oorlog geheel vervallen door die van den krijg van 1877, want de eerste toonde ons het liooge gewicht aan van eene zorgvuldige opleiding van het leger. Niets is er wat in het later tijdperk des oorlogsna dat het geregelde leger der Franschen van het tooneel was afgetreden, duidelijker uitkwam, dan de volslagen ongeschiktheid der bijeengebrachte massa's om tegen hunne vijanden te strijden't zij dan achter dekking of zonder deze. Een voorname oorzaak hiervan lag in de algeheele ongeschiktheid tot manoeuvreerenzij werden dus door manoeuvreeren uit hunne stellingen verdreven. Indien het te vermijden wastastten de Duitschers deze liniën nooit in het front aan; de regel was dat men den vijand in het front bezig hield, en intusschen den aanval op een zwakker punt voorbereidde of de terug- tochtslijn trachtte af te snijden. Dit is echter zelden mogelijk wanneer, zooals bij Plevna, de aardewerken

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 303