299 konden de nieuwe lichtingen, hoe talrijk en dapper ook, de Russen niet weerstaan. Dezen hadden intusschen ee- nige ondervinding opgedaanen in een of twee der laatste gevechten bereikten zij door doelmatige manoeuvres even veel als door de eigenlijke gevechtshandeling. Wij moeten hierbij opmerken dat een leger, hetwelk eene stelling moet verdedigen tegen eene krachtige tegenpartij, zijne aardewerken niet op goed geluk moet opwerpen, maar naar wetenschappelijke grondbeginselen en na zorgvuldige over weging dat het de marschen der aanvallers door andere marschen nutteloos moet weten te maken, enz. Dit alles is ech ter de taak van de soldaten van beroep, en meer en meer blijkt de noodzakelijkheid, degelijke officieren en uit stekend geoefende manschappen te hebben, want jaar op jaar wordt de krijgskunst meer samengesteld. Wanneer wij nu alles te zamen vatten wat wij uit den onlangs gevoerden oorlog kunnen leerenkomen wij tot de volgende slotsom. Vooreerst is het eene gebiedende nood zakelijkheideen leger te bezitten dat in elk opzicht tot den oorlog is voorbereidde Russen hadden zoodanig leger niet. Ten tweede dient men goed ontwikkeldegoed gevorm de officieren en manschappen te hebben die niet alleen we ten te opereeren en te manoeuvreeren maar ook de kunst verstaan om gebruik te maken van het terrein. De Rus sen volgden eene tactiek, die tot den verleden tijd moet worden gerekend. Ten derde leeren wijwelk gevaar er aan verbonden iste steunen op slecht gevormde massa's, indien deze niet achter aardewerken zijn opgesteldwelke niet omgetrokken en waarvan de terugtoclitslijn niet be dreigd worden kan dergelijke sterke stellingen vindt men echter slechts zelden. In de vierde plaats merken wij de groote waardewelke dekkingen van aardezoowel in den aanvallenden als in den verdedigenden krijghebben.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 305