310
deze versterkte kampong krachtig tegen ons te verdedigen:
en dat de derwaarts leidende moeielijke bergweg grooten-
deels zou zijn versperd en bovendien op verschillende punten
was bezetten einde ons de passagedoor het werpen
met groote steenenzooveel mogelijk ondoenlijk te ma
ken.
Het was dus noodig, alvorens naar Simanoesoer op te
rukkendien weg te doen verkennen, hetgeen aan den luite
nant Schummelketel werd opgedragenterwijl de ambtenaar
van Bloemen Waanders werd belast met het onderzoeken
van een reeds geruimen tijd verlaten voetpaddat, volgens
de hoofden', veel korter en ook veel gemakkelijker dan
de bedoelde weg moest zijn. Yan de vermeende ver
sperringen werd echter niets gevondende ambtenaar
Waanders had in de nabijheid van Simanoesoer alleen
eenige gewapende Batta 's waargenomendie de hem
vergezellende hulptroepen uitdagend hadden toegeroepen.
Een der Ankolasche hoofden had op den terugmarsch
den oudsten zoon van den radja van Banang Dollok
ontmoet en van dezen (Tago Dollok) vernomendat hij bereid
was zich te onderwerpen indien hem lijfsgenade werd toege
zegd. Den 31en werd in den vroegen ochtend met de geheele
macht langs den gewonen weg naar Simanoesoer opgerukt
en tegen tien uur die plaats bereikt, zonder dat men
eenigen tegenstand had ondervonden. De kampong was
versterkt, maar door de bevolking verlaten. Yadat kort
te voren de jongste zoon van den radja, Si-Tagop, zijne
onderwerping was komen aanbieden, onder voorgeven, dat
hij door het hoofd van Paridibatta tot den opstand was
was gedwongen geworden, kwamen ook zijn beide oudste
broeders Tago-Dollok en Si-Mageh zich overgeven, terwijl
de derde zoon, Radja Baginda, die zich te Si-Boga be
vond, in verzekerde bewaring werd gehouden. Dewijl
alzoo de vier zonen van den radja in onze handen wa-