311 ren, Yond de Resident en militaire Kommandant daarin eene aanleiding, om twee hunner naar den vader terug te zenden, ten einde deze met een en ander hekend te maken en hem over te halen, van verdere vijandelijkheden af te zien, te zamen met hen vergiffenis te komen vragen en de bevolking naar hare kampongs te doen terugkeeren. Den volgenden dag kwam de radja van Banang Dollok zich onderwerpen. Intusschen had zich den 27en Maart te Tapolanmet eenige hoofden van dat distrikt, komen aanmelden Radja Mato- ga, hoofd van de kampong Si-Tjienjak, die als een dei- voornaamste hoofden van den opstand was aangewezen en daarom in verzekerde bewaring werd gesteld. Spoedig daar op keerde de bevolking naar hare kampongs terug; alleen die van Paridibatta en Dollok Renobang bleven, op aan dringen hunner hoofden, zich in de wildernis ophouden. In eene vergadering met de aanwezige hoofden werd door den wd. Resident bepaald, dat hen, die aan de plaats gevonden opschudding hadden deel genomen of daarin betrokken waren, als straf daarvoor werd opge legd, al datgene te herstellen en te vernieuwen wat be schadigd en vernield was geworden. Aan het hoofd van Pinang Soerie (koeria Paridibatta) werd bovendien opge dragen, het hoofd der kampong van dezen naam, Radja Riasin, in diens schuilplaats op te zoeken en hem aan te zeggen, dat hem twee dagen tijd werden gegeven om zich te komen onderwerpen; dat, wanneer hij in zijne slechte gezindheid bleef volharden en den gestelden tijd nutteloos mocht laten voorbijgaan, de maleiers van Loe- moet, als onze hulptroepen, op hem zouden worden af gezonden en dat hij en de zijnen dan een veel harder lot zou den moeten ondervinden, dan wanneer hij spoedig in on derwerping kwam. De beide dagen verliepen echter, zon der dat van Radja Riasin iets werd vernomen, zoodat nu

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 317