312
aan de gedane bedreiging werd gevolg gegeven en hij met
nog eenige andere hoofdschuldigen werd gevangen geno
men. Aan hen, die zich alleen door vrees voor over
macht door de kwaadwilligen hadden laten medevoeren,
werd genade toegezegd, indien zij onverwijld alles weder
opbouwden, wat door hun volk was vernield en verbrand.
De luitenant Schummelketel werd bestemd om met 25
man achter te blijven, ten einde het toezicht te houden
over de te verrichten werkzaamheden en vooral over het
vernieuwen der brugen na te Loemoet voorloopig eene
bezetting van 50 man te hebben achtergelaten, keerden
de troepen naar hunne garnizoenen terug. Intusschen
had men te Si-Boga allerlei onrustbarende geruchten ver
spreid, welke, hoe ongerijmd ze ook waren, toch zulk een
angst onder de maleische bevolking hadden teweeg gebracht,
dat deze grootendeels naar het eiland Pontjang was gevlucht.
De terugkomst van den Resident en van de troepen was
echter voldoende om de onrustige gemoederen spoedig tot
bedaren te doen komen; en den 26en April was ook in klein-
Toba de toestand reeds zoo bevredigend geworden, dat de
te batang Taro en te Loemoet achtergelaten detache
menten naar hunne garnizoenen konden terugkeeren.
Uit een gedetailleerd onderzoek naar de aanleiding
van de plaats gehad hebbende opschudding bleek nu
het volgende.
Ongeveer een jaar te voren was uit de kampong An
gole, behoorende tot het gebied van Banang Dollok, ver
mist geraakt zekere Soetan Pelawang, die volgens de
loopende geruchten zou zijn vermoord en opgegeten door
het volk van Simanoesoer. .Nadat deswege door het
hoofd van Angole eene klacht was ingediend bij den ra-
pat te Si-Boga, was radja Banang Dollok, als hoofd van
Simanoesoer, opgeroepen om ter zake te worden gehoord.