313 "Voorgevende, wegens ouderdom de reis niet te kunnen doen, gaf deze aan die oproeping geen gevolg, doch zond hij telkens een zijner zonen, waardoor de afdoening der zaak steeds vertraagd werd. Daarin werd door Niasin, hoofd van de kampong Paridibatta, aanleiding gevonden om den ouden radja Banang Dollok te doen gelooven, dat deze vertraging alleen de schuld was het bestuurdat hij voor schuldig werd gehouden aan den moord van Soetan Pe- lawang en zeker eerstdaags zou worden gearresteerd, om het lot te ondergaan van een ieder, die tegen het bestuur had misdaanen dus met zijne naaste bloedverwanten zou worden verbannen. Hij gaf den radja daarbij den raad, om met hem tegen de Kompagnie op te staan, dewijl het toch beter en meer eervol was om met de wapenen in de hand te sterven, dan om gelaten aan te zien, dat een dei- oudste geslachten van klein Toba het land werd uitgezet. Ofschoon de radja aanvankelijk geen gehoor gaf aan de in blazingen van Niasin en hij dezen tegenwierp, aan den gepleegden moord geheel vreemd te zijn en derhalve ook door het Gouvernement niet voor schuldig te zullen wor den gehouden, bleef Niasin aanhouden en trachtte deze bovendien, door het verspreiden van allerlei valsche ge ruchten nopens onze bedoelingen, algemeen de gemoede ren op te winden en onrust te stoken. Toen echter ook dit niet het gewenschte gevolg had, sloeg hij een hooge- ren toon aan en verklaarde, dat indien radja Banang Dollok en de zijnen bleven weigeren met hem gemeene zaak te maken, hij alleen tegen het Gouvernement zou opstaan, doch alsdan vooraf de geheele koeria Banang Dollok zou verwoesten. Des radjas betoog, dat elke vijandelijkheid, door hem ondernomen, onvermijdelijk het verderf tengevolge moest hebben van zijnen zich te Si- Boga in handen van het bestuur bevindenden zoon, bleef voor Niasin zonder waarde en na zich, zoowel door ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 319