323 gevatkeerde deze verkenning terugzonder dat iets merkwaardigs was ontdekt of voorgevallen. Hillidja Moffou was eene ook door hare ligging sterke zeer schoone en welvarende kompongmet eene bevolking van ongeveer 3000 zielen en niet minder dan 150 fraaie en hechtgebouwde houten woningen. Het zou zeker wenschelijk zijn geweest, haar na ouze verovering nog cenige dagen bezet te houden, niet alleen om den ge- maakten indruk des te sterker te doen wordenmaar ook om van daar uit de kampong Lagoendi en de aangren zende strekenwelke het volk van Hillidja Moffou in hun Verzet hadden bijgestaanvoor hunnen overmoed te straffen en zoodoende allendoor hot geven van eene gevoelige lesaf te schrikken van elk verder verzet of vijandige handeling tegen het gouvernement. Dat was echter niet doenlijkvooreerstomdat het totaal gebrek aan transportmiddelen niet toeliet zich van het strand te verwijderen, en verder omdat de oorlogschepen Koerier en Banka slechts voor eene maand waren ge proviandeerd en de eerste helft van dien tijd reeds was verschenen. Alzoo genoodzaakt zijnde van verdere opera- tiën af te zienbesloot de overste van der Hart de kam pong in den asch te leggen en daarna naar Si-Boga terug- te keeren, waar, volgens de laatste rapporten, de stand der zaken voor hem niet zonder zorg was. Ook als een afschrikwekkende en waarschuwende straf, werd Hillidja Moffou tot op den grond toe afgebranden nadat zulks was volbrachtwerden de troepen weder ingescheept en de terugtocht aangenomen. Blijkens zijn ter zake gediend rapport hadden do troe pen, die hier met een geheel vreemden en even woesten als dapperen vijand hadden te doen gehad, zich algemeen prijzenswaardig gedragen en hadden zich bijzonder onder scheiden de kapitein ~W. E. Kroesen, de 2° luit. A. J.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 329