334
zou worden verkregenen datwilde men den eens
opgewekten en reeds te veel veld gewonnen hebbenden
geest van verzet onder de woeste bevolking dezer stro
ken voor goed onderdrukken, met kracht moest worden
tusschenbeiden gekomen en een gestreng en afschrikkend
voorbeeld moest worden gesteld. Hij werd in die over
tuiging gesterkt door het bericht, dat de opstandelingen
op nieuw uit eigen beweging dertien kampongs hadden
verbrand, alleen met het doel, om de bevolking, die nog
mocht twijfelen welke partij te kiezen, door het verlies van
have en goed te noodzaken zich bij hen aan te sluiten; dat
het afgevallen gedeelte der koeria van Radja Gandoe,
bestaande uit de kampongs Rantjangbatoe, Oeloe-Alla
en Djandji-Mauli, zich had versterkt en tot verdediging-
gereed was, en dat het volk van Dongoran, Si-Agian
en Pohan-Perdedi zich met een gelijk oogmerk in het
gebergte tot aan do grenzen van Si-Koempoelan en groot-
Toba had teruggetrokken en aldaar de door de natuur
zoo sterke positie van Loendoe en Ba toe Perka had
bezet, met het voornemen, deze zoolang mogelijk te
verdedigen en, dit niet kunnende volhouden, met vrouwen
en kinderen naar laatstgenoemde landen de wijk te nemen.
Om dus een algemeene onderwerping tot stand te kun
nen brengen, was het noodig, de opstandelingen tot in
hunne schuilhoeken te vervolgen en hun te doen ziendat wij
in staat waren hun ook daar onze krachten te doen ge
voelen.
Het terrein, waarop de operatiën zouden geschieden,
was voor een groot gedeelte gelegen tusschen de niet
onbelangrijke rivieren Taro en Djandji Maria, zwaar geac
cidenteerd en zeer bergachtig, terwijl de kampongs allen
op de hoogste punten van het gebergte waren gelegen en
deze niet te bereiken waren dan langs moeielijke voet
paden welke dikwijls nog gaandeweg moesten worden