336 dat daartoe zou worden overgegaan en den 17en zelfs eene verkenning derwaarts gezonden, die echter tevens den last ontving, om, ingeval zij misschien met Datoe Assar of andere kamponghoofden in aanraking mocht komen, dezenonder belofte van vergiffenisaan te sporen tot on derwerping. Die verkenning werd geleid door de hoofden Radja Si-Alang van Hoeraba en Radja Gandoeang van Kotta Rambing, en kwam den volgenden dag terug met het berichtdat de vijand zich werkelijk boven de tanga begoe had versterkt en den toegang derwaarts zoo had versperd of onbruikbaar gemaakt, dat, wilde men aan die zijde een aanval wagenmen niet beter kon doen dan gaande weg een nieuw pad in het bosch te kappendat zij Da- toe Assar hadden gesproken, maar deze aan hun goe den raad geen gehoor wilde geven en gezegd had, zich liever dood te willen vechten dan zich te onderwerpen, en alleen dan niet ongenegen te zijn om tot eenig ver gelijk te komen, wanneer de te Si-Boga gevangen zittende Radja Banang Dollokonverwijld en onvoorwaardelijkop vrije voeten werd gesteld. Dit stoute antwoord bew ees genoeghoezeer de opstandelingen reeds op eigen krach ten begonnen te vertrouwen, en dat er dus geen tijd meer mocht verloren gaan om hun het verkeerde daarvan te doen gevoelen. Aan het plan der omtrekking gevolgd gevende, werd in den vroegen morgen van den 19en daartoe afge zonden de le luitenant J. Schummelketel met 90 bajonetten en cc. 1500 man hulptroepen, waaronder 500 geweren, onder de bevelen van den surnumerair ambtenaar P. L. van Bloemen Waandcrs. Ra den weg tot halverwege Tapolan te hebben gevolgd, werd deze verlaten en ter rechterzijde het gebergte ingeslagen en na op de plaats eener verbrande kampong te hebben

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 342