338
reserve dienen en alleen bij ernstige gevallen tusschen
beiden komenhetgeen opzulk een moeielijk terrein
en na de reeds gedurende twee maanden doorgestane ver
moeienissen hoogst wenschelijk was. Op den 21™ Juni
rukten van Pagger Oetan ophet koeriahoofd van Pe-
doliboekit (groot Mandhéling)Saripadamet 60 gewe
ren naar Rantjang Batoe; Soetan Raposa van Maga
(groot Mandhéling), met 25 geweren naar het bosch van
van Napa Dolloken Radja Bangoen van Menambong
(klein Mandhéling) met 50 geweren naar het bosch van
Panabassoterwijl aan de vereenigde Ankolasche en Oeloe-
sche hulptroepen het onderzoeken der dadelijke omstre
ken werd opgedragen.
Den 22™ keerde eerst Radja Bangon en daarna Soe
tan Naposa terugde eerste had eene ontmoeting met de
muitelingen gehadwaarbij hem 5 gesneuvelden en daar
onder Si-Gantoe, oudste broeder van Pamöetan, een der
voornaamste raddraaiers van den opstand, benevens 24
vrouwen en kinderen waren in handen gevallen. Soetan
Raposa was mede met den vijand in aanraking geweest,
waarbij deze 3 dooden en 7 vrouwen en kinderen had
achtergelaten. Door een ongelukkig schot van een der
onzen had hij echter een zijner beste doebalangs verlo
ren. Den Ankolenaars waren 8 vrouwen en kinderen in
handen gevallen.
Saripada had Rantjangbatoe verlaten gevonden, doch
ontdektdat de opstandelingen niet ver van daarnabij
de Aik Maloentan, eene benting hadden opgeworpen.
Vreezende dat hij niet sterk genoeg zou zijn om deze aan te
vallen, had hij versterking gevraagd, doch toen den vol
genden dag Radja Bangon met 60 geweren derwaarts werd
gezonden, was Saripada, zonder deze versterking af te
wachtenreeds tot den aanval overgegaan en vond Radja
Bangon de benting reeds veroverd. Tan de verdedigers