340 wien nog geen nadere berichten waren ontvangen, werd den 29U1 de marseh naar Loendoe aangevangen, dat, vol gens de mededeelingenin twee dagen kon worden bereikt. Saripada, die met den wel gelukten aanslag op Si-Tahok zich nog niet tevreden had gesteldwasmeer moedig en eerzuchtig dat behoedzaammet onvermoeide inspanning den vluchtenden vijand gevolgd en had op deze wijze leeds drie dagen in eene onbekende wildernis rondgezwor ven, toen hij den vijand eindelijk terugvond ten westen van de Loeboe-Raja en aan gene zijde van de batang-Taro, welke juist door dezen was overgetrokken. Zoodra onze hulptroepen waren ontdektkapten de vluchtelingen de hangbrug at, om hunne vervolging daardoor, zoo niet te doen staken, dan toch zooveel doenlijk te belemmeren. Deze poging beantwoordde echter niet aan de verwachting, want behalve dat zij nog veel te lijden hadden door ons geweervuur, zagen zij eenige doebalangs zonder aarzelen in de rivier springen en deze overzwemmenen nu be ducht wordende voor het behoud hunner vrouwen en kinderenkwamen eenigen tot ons 0111 genade te smeeken. Men liet zich daardoor echter niet misleiden; de vervol ging voortzettende, werden weldra 80 vrouwen enkinde- ren ingehaald en gevangen genomen en 9 mannen, waar onder de 3 moordenaars van den sergeant Luksenburg, over de kling gejaagd. Saripada nam daarna den terug- marsch aan naar Rantjang-batoewelke drie dagen duurde en nu dubbel moeielijk wasomdat de medegenomen vivres allen waren verbruikt en men zich niet anders kon voeden dan met bladeren, wortels en vruchten, welke in de wildernis gevonden werden. Intusschen had zijn marsch en het door hem verrichte een algemeene schrik en ontstemming te weeg gebracht. Door liet sneuvelen van Si-Tahok en Djati, en nog enkele der voornaamste aanvoerders, was het verband tusschen de o o"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 346