341
opstandelingen en hunne kracht verbrokenterwijl
het wegvoeren der vrouwen en kinderen, die naar
's lands instellingen en gebruiken als slaven het eigendom
werden der overwinnaars, den lust tot verder verzet voor
een groot gedeelte had doen ophouden. Een duidelijk
bewijs daarvan verkreeg de luitenant Schummelketel, toen
deze den 29cn Juni de beweging aanving naar Loendoe,
doch deze kampong, zoowel als den ganschcn omtrek,
verlaten en door de opstandelingen ontruimd vonden ver
nam dat de bevolking zich naar Si-Koempoelan had terug
getrokken.
In klein-Toba was dus geen vijand meer te bestrijden
en dewijl de overste van der Hart het onnoodig achtte,
hem verder en dus daar buiten te vervolgen en hij het,
ook met het oog op de toekomst en het eventueel terug-
keeren van hen, die nog in de bosschen mochten rond
zwerven, niet raadzaam achtte tot meerdere verwoesting
des lands over te gaandewijl hierdoor slechts meer ver
bittering en grooter wantrouwen bij de bevolking zou
ontstaan, oordeelde hij de gegeven bloedige les als vol
doende bestraffing en besloot hij de troepen naar hunne
haardsteden te doen terugkeeren. Om echter niet dadelijk
alle militaire macht terug te trekken en vooral de passage
over de batang-Taro verzekerd te houden, werd daar eene
bezetting geplaatst van 25 man, onder de bevelen van
den lcn luitenant Schunimelketel, aan wien tevens werd
opgedragendaar eene kleine aarden redoute op te werpen
opzicht over de herstelling der hangbrug te houden en
een nieuw etablissement te bouwen.
Te Tapolan werden voorloopig 25 doebalangs van den
Djang di Pertoean van Mandhéling achtergelaten, terwijl
Loemoet tijdelijk met 25 man van het garnizoen te Si-
boga bezet bleef. In den nacht van 28 op 29 Juni
werd liet kampement te Padang Sidempoeang verontrust