344 Jourdan om de leiding van nieuwe troepen op zich te nemen. „Ge zoudt, waarde kameraad!"-schrijft hij aan Jourdan „al de achting en oprechte genegenheid, die ik u toedraag, moeten kennen om het verdriet te begrijpen, dat ik gevoeld heb, toen ik de order kreeg het overwin nende leger onder uwe bevelen te verlaten. Waarom zou ik het u ontveinzen? Ik heb er om gehuild als een kind." En toch zal hij die velden van Mainz terugzien, het tooneel van zijn eerste heldendaden. Merlin, uit Thion- ville, is reeds onder de muren van de oude Rijnstad en zendt hem dit briefje„Kom, rijd uwe paarden doodmen zal niets beginnen zonder uwij zijn meester van 't plateau van Monbach." Rondom Kléber droomt men slechts van den Rijn over te trekken. „Wij zullen de wereld aan uw voeten leggen!" schreef hem de enthusiast Merlin. Kléber wil ook den overtocht. „Wil men den oorlog voortzetten", zeideliij, „dan moet men den Rijn overtrekken. Wil men een spoedigen en voor- deeligen vrede? Men moet eveneens den Rijn over; zes tigduizend man op den rechteroever zullen de heeren vor sten zoo mak maken, dat zij over menige formaliteit zul len heenstappen." Maar zijn eerste indrukken op het nieuwe krijgstoo- neel waren niet gunstig. Hij was het slechts eens met Merlinals het kanon donderde. Maar praktischer dan zijn vriend, zag hij de moeilijkheden der onderneming veel beter in. Hij denkt aan de middelen tot handelen. Watheeft men nog geen enkel vaartuignog geen enke len kabel gereed? Hij heeft 3800 paarden noodig. Yan waar ze te halen? Daarbij geen geld. Hij is hoogst ge lukkig 25 louis (een stuk van 25 franken) in specie te hebben ontvangen. Mainz, door de Coalitie versterkt, was minder gemak-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 350