347
verdient te worden gesteld?" Over zich-zelven geen woord.
Zijn proclamatiesminder schitterend dan die van Bona
parte, zijn echter meer geschikt om in de ziel van den
soldaat de dengden van zijn stand te ontwikkelen. Ter
wijl de opperbevelhebber van het leger van Italië de rijk
dommen" van het schiereiland als buit belooft, spreekt
Kléber tot zijn armee slechts van deugd, van eerlijkheid,
van zelfverloochening. Onder hem kon de Rijn-armee
slechts worden wat ze inderdaad was: de republikeinsche
armee bjj uitnemendheid. Eenige gezwollen uitdrukkin
gen, zekere conventioneele eigenaardigheden van stijl, die
dat tijdvak kenmerken, kunnen die sehoone aanspraken
niet ontsieren, die men slechts wat korter zou wenschen
De Fransehe soldaat bejegent hen, die niet' tegën hem
gewapend wordenals broedersvooral de landelijken
stroohutten, waar onschuld en vrede rusten, zullen altijd
een verzekerde schuilplaats voor deze deugden zijn. Door uw
gedrag, kameraden! boezemt gij den bewoners van het land
het grootste vertrouwen in. De vijand wete, dat legers, saam-
gesteld uit even deugdzame als dappere mannen, nooit tever
geefs gezAvoren hebben als ovenvinnaars terug te keeren.'"
Er is iets van den herder, van den apostel in dezen
veroveraar. Hij verhoogt de zedelijkheid vran de troepen,
die liij ter overwinning leidt.
Ik Avensch hier voor een oogenblik de lofredenaars van
Kléber te verlaten en er op te wijzendat het legerdooi
den Rijn over te trekkenbewijs gaf van een verovering-
zucht Avaaraan het vroeger vreemd schijnt te zijn geAveest.
Althans Quinet zegt in zijn werkLa Revolutionom
trent de eerste republikeinsche legers: „Vertrokken om
het grondgebied te verdedigen, hield geen gevaar hen te
gen zoolang zij Frankrijk onder hun voeten voelden. Maar
toen zij de oevers van den Rijn bereikt hadden, scheen