348 hun heilige taak hier toe als volbracht. Verder te gaan was voor hen heersch- en veroveringzuchten zij weiger den, uit vrees de plannen van een meester te dienen en niet de belangen van de zaak, waarvoor zij zich gewa pend hadden. Hun weerzin die geduchte grenzen te over schrijden was zoo groot, dat men dien eerbiedigen moest. En geloof niet, dat in die weigering om den oorlog verder voort te planten slechts afgematheid en begeerte om hun haardsteden terug te zien scholen. Bij een groot aantal heerschte ook dat instinktdat de ware roem in de recht vaardigheid gelegen is en dat men, door van verre in de vlakten van Duitschland een spook van roem na te jagen, gevaar liep de werkelijke goederen te verliezen, die men pas verworven had." Het ongeduldige humeur van Kléber nam weder spoe dig de overhand. Zijn overwinningen maken hem niet eerzuchtiger. Hij klaagt en vraagt zijn ontslag. Hij schrijft aan Jourdan: „Daar ik slechts de kracht in mij voel tot vechten, en niet tot strijden tegen zulke afkeer wekkende plagerijen, verzoek ik u mijn ontslag uit dit commando aan te nemen. Bedrogen in mijn verwachting, moet ik u verklaren, dat, al moest ik gevangen genomen, gebonden, geboeid en zelfs geguillotineerd worden, ik niet voort zal gaan met de vier divisiën van het Rijn-en Moezelleger te commandeeren." Hij bejaagt alles behalve bevordering. Hij heeft reeds eens, in 1795, het opperbevel over het Rijnleger gewei gerd, zich verontschuldigende wegens zijn gezondheid, hij, de krachtige Elzasser. In 179(1 weigert hij het op perbevel over het leger van Sambre en Maas, Hij zegt, dat hij slechts soldaat is, hij, een der eerste republi- keinsche veldlieeren! Alle aandrang om hem het bevel van het Rijnleger te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 354