352 dat hem „het naast aan het hart ligt." Bij hem zijn dit geen ij dele woorden. Als gouverneur van Alexandrië had hij aller harten ge wonnen door zijn goedheid. De goede reus uit Straatsburg stelde belang in dat arme volk van Fellahs! Waarom niet? Beweert ook niet Engeland het geluk te bewerken van honderd tachtig millioen Hindoes? Kléber vertegenwoordigde een huma ner, een meer sympathetisch genie dan dat van Albion; hij was Franschman en wijsgeer in de beste en ruimste beteekenis van die twee woorden. Altijd demokraat, ondanks zijn snelle verheffing, vergeet hij zich-zelven om slechts te denken aan zijne natie. Toen de commandant Grosbert het program van een vuurwerk aan zijn goedkeuring onderworpen hadzeide Kléber hem „Nergens mag mijn naam voorkomen en evenmin iets van wat er betrekking op heeft. In plaats van Kléber in ons aller vader", zoudt gij kunnen zeggen: liet vaderland, waakt over ons", of iets dergelijks." Niet aan Bonaparte alleen komt de eer toe, de weten schap in Egypte te hebben bevorderd. De mannen der Omwenteling waren de zonen der achttiende eeuw. Alsof hij lid van het Institut wasmoedigde hij do wetenschappelijke- Commissie in haren arbeid aan. Zoo deed hij den beroemden dierenriem van Denderah door Castex in marmer graveeren. Hij voerde met het Institut eene briefwisselingwaarin hij blijk gaf van Imogen wetenschappelijken zin en fijnen kunstsmaak. Hij onderhandelt met de Britsche kruisers om den vrijen terugkeer van de Fransche geleerden te verzekeren en schrijft aan Sidney Smith deze edele woordenwaardoor hij zich eervol onderscheidt van Bonaparte, die de ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 358