364
zouden vormen, welke de vergelijking zou kunnen door
staan met elk leerboek over de krijgskunst.
Zoo lezen wij in dit deel b. v.„De kunst om oorlog-
te voeren met een zwak leger bestaat daarin, dat men
op liet aan te vallen of aangevallen punt altijd sterker
is dan de vijand. Deze kunst wordt niet uit boeken en
ook niet door oefening verkregen; het is die slag van
handelen, waarin het oorlogsgenie zich uit." Bij deze
opmerking kan men in herinnering brengen wat Bonaparte
bij de onderhandelingen van den vrede van Leoben aan
de Oostenrijksche generaals toevoegde
„Er zijn in Europa vele goede generaalsmaar zij zien
te veel dingen te gelijk; ik zie er maar een, dat is de
hoofdmacht des vijandsdie tracht ik te vernietigenwel
overtuigd dat de rest mij dan van zelf in de handen valt."
Het tweede deel der briefwisseling loopt van Juli 1798
tot Augustus 1803, en vangt aan met stukken over den
tocht naar Egypte. Het belangwekkendste onder deze
is een brief met verwijten aan den generaal Desaix, die
de bevolen beweging naar Caïro niet uitgevoerd had„Ik
ben weinig tevredenburger-generaalover uwe verrich
tingen. Gij hebt den last gekregen om naar Caïro te
gaan en daaraan in geenen deele gevolg gegeven. Water
ook moge gebeurenniets mag den soldaat beletten te
gehoorzamen; het talent van den krijgsman bestaat daar
in, dat hij de bezwaren, welke eene operatie moeilijk
maken, opheft, maar niet dat hij die operatie doet mis
lukken. Ik zeg u dit voor het vervolg".
In een ander stuk vindt men de instructiewelke
Bonaparte achterliet aan Kléber, toen hij plotseling (22 Aug.
1799) het tooneel van den strijd verliet om zich in Frank
rijk op den voorgrond te plaatsen. In die instructie
treft men de volgende zinsnede aan: „Het zijn alleen