302 zameltvergelijkt, ontleedt, en wat hem treft is niet de tuchteloosheid der vrijwilligers, noch hunne wanbedrij ven; „het is het gebrek aan ondergeschikheid van de staven, de aristokratische onbeschaamdheid der chefs, de schraapzucht der leveranciers en oorlogs-commissaris- sen, de veilheid der commiezen van het vorige bestuur, en de domheid van allen." „Ln zietoen alles onder de oogen hebbende wat do schrijver der Volontaires de 1792 gemeend heeft in de schaduw te moeten laten, zeker uit gemis van ruimte bewijst hij ons, dat de vertragingen in de organisatie, de wanordelijkheden, de ongelukken der eerste oogenblikken voortspruiten uit de kwaadwillige handeling der heeren van het oude regeerstelseldie, nog alle baantjes inne mende, „het nieuwe beschimpen en gemeenc zaak maken met de generaals, over wie zij geen toezicht houden, maar met wie zij gezamenlijk knoeien" zoodat deze zelfde vrijwilligers, die straks tuchteloos, laf en slecht bezield waren volgens de uitgekozene geschiedenis van den heer Rousset, verkeeren in uitgehongerde, geplun derde, slecht aangevoerde, verradene soldaten, volgens do geschiedenis in haar geheel, waarvan hier het besluit volgt „„Men moet zich dus niet verwonderen, zoo de vrijwilligers, gelijk men toen schreeuwde en gelijk men sedert naar waarheid gezongen heeft, blootvoets, zonder brood en in lompen gehuld waren; zij waren ook zelfs zonder wape nen of andere uitrusting. Die verdedigers van het va derland waren in Juni, Juli en Augustus vertrokken, op staande voet 011 dus slechts met hetgeen zij aan hot lijf hadden. Men ging den winter in, en hunne kleeding was buiten dienst. Onder den druk van zulk eenc ellende kon het vuur hunner geestdiift niet van langen duur zijn, en de wijze, waarop zij in de legerplaats behandeld werden,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 398