418
Overigens (zoo gaat Kreissig voort) gelden deze aan
merkingen meer de kleur en den toon van Schmidt's
werk dan zijn rijken, aanlokkelijken en voor den voor-
zichtigenmet den loop der gebeurtenissen vertrouwden
lezer hoogst leerrijken inhoud. Yan hijzonder belang
scheen ons het hoofdstuk (dat ruim de helft van het eerste
deel vult)waarin bewezen wordt, dat de opwekkingen
van een beteren mannelijken zin tegenover de demagogi
sche saturnaliën juist van de Parijsche jongelingschap
uitgingen, die men later leugenachtig als jeunesse clorée
heeft bespot. Moest niet reeds dit feit er op wijzen, dat
het met het algemeen bederf toch zoo erg niet geschapen
stond
En moest eene vergelijking tusschen de afschuwelijke
toestanden van het toenmalige Parijs en de omstandig
heden en werken van de tegenwoordige hoofdstad niet
vermanen tot groote behoedzaamheid in het veroordeelen
van de toekomst van een groot volk? Hoe dikwijls is
Frankrijk sinds tachtig jaren niet op den rand van zijn
ondergang geweest(Reeds Karei Y verklaardedat
Frankrijk altijd te hooger terugstijgt naarmate het die
per zonk.)
Allerminst kunnen wij deelen in des schrijvers „ver
bazing en ontzettingdat „zich gedurende de Omwen
teling in alle lagen der samenleving een ware wedren
om stoffelijke goedereneene koudhartige berekening tot
het exploiteeren van de omstandigheden voor persoon
lijk voordeel vertoont.
Ja, Parijs had reeds toen zijn tijdperk van geweten-
looze geldmannengelijk andere volken laterwellicht
onder minder sterke verzoekingen. Zoolang de men-
schen magen en tanden hebben, zal de wolvennatuur
van ons ras zich wel nooit en nergens verloochenen.
Het komt slechts aan op de gelegenheid. Natuurlijk wil-