423
oogenblik de versterkingen moet laten springen en zich
in den nacht, een weg door 's vijands troepen moet banen.
De aanvoerdersdie aldus hebben gehandeldhebben drie
vierden van hun leger voor de verdediging van den Staat
behouden.
Bij deze gelegenheid had de heldhaftige aftocht van
het garnizoen van Almeïda, in Mei 1811, in herinnering
gebracht kunnen zijn. De bevelhebber, generaalBrenier,
liet alle patronen in de putten werpen, de affuiten door
zagen, de stukken onbruikbaar maken en de voornaamste
werken springen. Op'hoogstens 200 man na, ontsnapte
het geheele, 1500 man sterke garnizoen aan de waak
zaamheid der Engelschen, aan dezen slechts puinhoopen
achterlatende. Men beweert dat Wellington, toen hij
dit buitengewoon feit vernamuitriep dat de handelingen
van generaal Brenier gelijk stonden met eene overwinning.
Zich over te geven in het open veld is volgens Na
poleon nimmer te verdedigen. „Maar"", zegt hij, „wat
moet dan een legeraanvoerder doen die door overmacht
is ingesloten? Hierop is geen ander antwoord dan dat
van Horatius. In een buitengewonen toestand is een bui
tengewoon besluit noodighoe hardnekkiger de tegenstand
is, des te meer kans zal men hebben op ondersteuning
of op welslagen als men doorbreekt. Hoeveel dingen,
welke onmogelijk schenen, zijn verricht door vastberaden
mannen, die slechts den dood als bondgenoot hadden!"
In het zesde deel der Briefwisseling vrinden wij enkele
opmerkingen, die van gewicht zijn. Aan Jeröme Na
poleon schrijft hij, zich eerst goed van de zaken te overtuigen
voordat hij eene beslissing neemt: „Ik heb, in de zestien
jaren mijner bevelvoering, nooit eene order, die ik eens
gegeven had, ingetrokken". Aan generaal Clarke draagt
hij op, den Koning van Spanje onder het oog te brengen
dat men op geenerlei wijze de sterkte zijner strijdkrachten