424 moet bekend maken; moet men over die sterkte spreken dan moet men overdrijven, door haar twee- of driemaal grooter te noemen dan zij werkelijk is, en daarentegen de krachten des vijands veel lager dan de waarheid schat ten. In den oorlog is alles afhankeiijk van het moreel van den troep; „het ligt in den aard des menschen, te gelooven dat de sterke het altijd van den zwakke winnen moet." Het zevende deel is gewijd aan den oorlog in Spanje en aan de voorbereiding voor den tocht naar Rusland gedurende het jaar 1811. Het merkwaardigste daarin is wellicht een brief aan den Prins van Heuchatel, waarin wordt gezegd wat den generaal Belliard maar aanleiding van een door dezen aan den Keizer geschreven brief, moet worden opgemerkt. De Keizer begint aldus: „Antwoord den generaal Belliarddat gij zijn schrijven niet onder mijne oogen gebiacht hebt; dat hij zeker zijne zinnen niet bij elkander had toen hij het opstelde; dat het vragen van ontslag, omdat hij mijne bevelen niet heeft opgevolgd, gelijk staat met de verklaring dat hij ze niet wil opvolgenhij zou zich daarmede de doodstraf op de hals halen". Aan den generaal Andréossy droeg de Keizer ophem „een ontwerp aan te bieden om de gepensioneerde of gewonde militairen te beloonen door hen in de eerste plaats in aanmerking te brengen voor plaatsing in bur gerlijke betrekkingen, zooals bij het boschwezen, de pos terijen, de belastingen, kortom voor al die plaatsingen waarvoor gewezen officieren en minderen geschiktheid be zitten want het is in strijd met mijne bedoeling en met de rechtvaardigheidom die betrekkingen te geven aan lieden die niets gedaan hebben. Den 11™ Juni 1811 schreef Napoleon aan den minister

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 412