38 dige. Alvorens den strijd te beginnenmoesten de kamp vechters zwerendat zij van de rechtvaardigheid hunner zaak overtuigd waren, en dat zij geen toovenarijen of be zweringen zouden gebruiken. Hijdie het gevecht be ginnen wilde, moest den ander iets toewerpen, waartoe gewoonlijk een handschoen gebezigd werd. Deze wijze van uitdagen is bij de moderne duels lan gen tijd bewaard geblevenin de plaats van een hand schoen bezigde men soms een naamkaartje (kartel). Ieder der strijders kon zich een of meer getuigen kiezen die voor de inachtneming der regels en formaliteiten te zorgen hadden deze getuigen noemde men in Frankrijk langen tijd „parrains De wapens, die gebezigd werden, waren een breed tweesnijdend zwaard, een harnas en een schild; boven dien, als men te paard streed, een lans. Het plebs mocht slechts met den stok vechten, doch gebruikte er dikwerf de nagels en tanden bij. Aan geestelijken en vrouwen werd het doorgaans toe gestaan een procureur te kiezendie den strijd voor hen opnam. De procureurs waren dus toen geen man nen van de pen, maar geduchte mannen van het zwaard wanneer zij overwonnen werdenhakte men hun soms de vuist af om te voorkomen dat zij anderen even onhan" dig van dienst waren. In Zweden stond men de keus van procureurs ge- ruimen tijd niet toe. Moest eene vrouw tegen een man hare eer verdedigen dan trachtte men de kansen gelijk te maken door den man tot aan het midden in een kuil te plaatsen. Een edelman mocht een burgermaar een burger geen edelman tot zulk een godsgericht uitdagen. Wilde een burger zijn goed recht bewijzen, dan moest hij zicli onder werpen aan de vuur-, water- of kruisproef.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 44