39 De geschiedenis levert tal van voorbeelden op van gods gerichten die door het zwaard beslecht zijn. De geeste- lijkheid heeft er zich dikwerf tegen verzet en trachtte reeds vroeg bij de vorsten een verbod op het gerechtelijk duel te verkrijgen. Theodorikkoning der Oost-Gotheurichtte reeds in het begin der 6C eeuw den volgenden brief tot zijn volk: „Gij moet uwe dapperheid ten toon spreiden tegen uwe vijanden en niet tegen uwe stamgenooten. Een gering verschil moet U niet tot het uiterste drijven. Waarom zoudt gij uwe toevlucht tot .het zwaard nemenzoolang mijne rechters onberispelijk zijn. Leg uwe wapens tei zijde, zoolang gij geene ernstige vijanden hebt; want waar om zoudt gij uwe hand wapenenterwijl gij eene tong hebt om u te verdedigen.' Luitprand, Koning der Longobarden, schafte reeds in 718 de verbeurdverklaring van eigendom bij het gerechte lijk duel af. „Wij zijn niet overtuigd", zeide hij, „van de onfeilbaar heid van het godsgericht. Wij hebben meermalen gezien dat onschuldigen gesneuveld zijn bij de verdediging eenei rechtvaardige zaak, maar deze gewoonte is zóó oud en nationaal bij de Lombarden, dat wij ze niettegenstaande hare goddeloosheid niet kunnen veranderen." Karei de Groote poogde zoowel in Frankrijk als in Italië de gerechtelijke duels af te schaffendoch de Edelen verzetten zich daartegen hardnekkig. Reeds het concilie van 855 bedreigde de duellisten niet den banvloek, en het concilie van 994alsmede ver scheidene pausen hebben die uitspraak bekrachtigddoch alle pogingen stuitten af op den ridderlijken en militai ren geest van die tijden. Ten bewijze hiervan dienen de steekspelen en tournooien. Men noemt als uitvinder der tournooien Hendrik de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 45