66
Over de werking der eergerichten is men in Duitsch-
land over het algemeen zeer tevreden. Tegenwoordig
komen daar weinig duels tusschen officieren voor, hetgeen
grootendeels te danken is aan het gezond verstand der
officieren en aan de uitstekende discipline in het algemeen.
Wordt er geduelleerddan is er in den regel aan de
zaak iets niet in orde, iets waarmee men bij den raad
van eer niet voor den dag durft te komenof weleen
zekere aandrang van de kameradendie buiten de zaak
staandwingt partijen tot een duel.
In Nederland zijn de duels zeldzaam. Zij worden berecht
als doodslag of moedwillige kwetsurenzoowel door de
krijgsraden als door de civiele rechtbanken.
In het jaar 1845 heeft te Breda een duel plaatsgehad
tusschen een burgerlijk leeraar der K. M. Academie en
een officier der cavalerie. De leeraar beweerdedat hij
over de binnenplaats van het academiegebouw, langs een
groep officieren gaandewas beleedigd gewordenen daag
de een der aanwezige officieren uitzonder zelfs de ze
kerheid te hebben, dat deze de beleediger was. Ondanks
alle moeitedoor de getuigen aangewendbleef de leeraar
onverzoenlijk en koos als wapen het pistoolmet het noodlot
tig gevolg, dat hij zelf doodelijk in den hals getroffen werd.
De officier, die geduelleerd had, alsmede de twee
militaire getuigenwerden voor den krijgsraad gedaagd
en vrijgesproken op gronddat het duel loyaal had plaats
gehad, dat de kansen van leven en dood voor beide partijen
had gelijk gestaan, dat ons militair wetboek van duel
zwijgt, en dat ook in Frankrijk de gerechtelijke colleges
zich meermalen op het stilzwijgen van het code-pénal
beroepen hadden om het duel ongestraft te laten.
De auditeur-militair kwam echter in appèl bij het
Hoog Militair Gerechtshof; welk college het vonnis van