68 Er zjjn echter ook quaestiëndie hoogst netelig kunnen zijn, die niet door bedaard overleg van beide partijen zijn op te lossen. Er kunnen een officier beleedigingen worden aangedaan, bijv. het toevoegen van „lafaard", waarvoor geen excuses mogelijk zijn, waarbij het duel onvermijdelijk is, tenzij men reeds in de gelegenheid geweest is 0111 voor den vijand te toonendat men moed en onverschrokkenheid bezit. Door het duel kan men dan ten minste toonen dat men er niet tegen opziet om des noods zijn leven te wagen voor zijne eer, want de militaire eer moet onder alle omstandigheden verbonden zijn met mannelijke on verschrokkenheid en geringschatting van gevaarelk krijgs man moet haar onophoudelijk en zeer zorgvuldig voor oogen houden. Evenmin kan een officier toestaan, dat het toebrengen van een slag en het afrukken van distinctief door het aanbieden van excuses afgewiseht worden. „Duelleert hij echter, dan wordt hij voor den krijgsraad of den burgerlijken rechter terechtgesteld en veroordeeld. Duelleert hij niet, dan wordt hem, wel is waar, niet door den strafrechter eene straf opgelegd, maar of hij wordt voor een raad van onderzoek gebracht ter zake van gedragingen in het openbaarwaardoor de waardigheid van den officiersrang wordt aangerandof wel hij wordt door zijne collega's minachtend bejegend, genegeerd, en het kan jaren duren, voordat hij weer in genade opgenomen wordt." Gelukkig echter zijn de gevallen van zulke zware be leedigingen zeer zeldzaam. De meeste quaestiën ontstaan uit misverstand. De Prins de Eigne zeide eens: „Het duel is dikwerf meer eene zaak van digestie dan van eer. Voordacht van Mr. II. van der Hoeven in de Vereeniging tot beoefening van krijgswetenschap.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 74