69
Wanneer clc getuigen bezadigd zijn, kan meesttijds
het duel vermeden worden. Maar wanneer iemand ons
beleedigd heeft en weigert daarover zijne excuses te maken
en men liet het duel als middel van voldoening ongebruikt
dan zou men of de beleediging straffeloos moeten dulden,
öf zich tot den gewonen rechter moeten wenden om den
beleediger gestraft te zien. Wij weten echter maar al
te goeddat een beschaafd man soms beleedigingen kunnen
worden aangedaandie hij onmogelijk voor den rechter
kan brengen en er zoodoende ruchtbaarheid aan geven
ook kan hij door gebaren grof beleedigd worden, zonder
dat daarin de rechter eenige term tot bestraffing zou vinden.
Duldde hij echter do beleediging ongestraftdan stelde
hij zich bloot aan minachting, soms zelfs aan verachting
en bovendien als officier misschien aan ontslag.
Op welke wijze moet men zich dan voldoening verschaffen?
Toen Socrates door een ander beleedigd werdliet hij
dit ongemerkt voorbijgaan. Men vroeg hem „Belecdigt
die man U niet?"— „Neen"— antwoordde hij, „want
wat hij zegt, is op mij niet toepasselijk."
Wie herinnert zich niet de woorden uit de Bergrede:
„Gij hebt gehoord, dat gezegd is: Oog om oog eti tand
om tandmaar ik zeg UZoo wie U op de rechter
wang slaat, keer hem ook de andere toe."
Ook Seneca leerde: „De meest gevoelige wraak op
dengenedie ons beleedigtis hem onze wraak onwaardig
te keuren."
Hugo de Groot beweerde: „Dat hij, die lijdzaam eene
beleediging duldt, zich boven het algemeen verheft en
daardoor, in plaats van zijne eer te compromitteeren
haar juist meer doet uitkomen."
Puffendorf, een Duhsch publicist en geschiedschrijver
uit de 17° eeuw, zag er volstrekt geen oneer in om be
leedigingen te minachten en zich te onthouden van vol-