74
in de wet neergelegd dat begripzeg ik, dwingt de
officieren dikwijls tot het duel.
„Mij zijn gevallen bekend, dat, waar Nederlandsclie
officieren duelleerdenhunne chefs in plaats van hen
te onderhouden over het misdrijfdat ze begaan had
den onder de eersten warendie lien met dezen rid
derlijken afloop der zaak kwamen gelukwenschen. Eu
waar bijv., gelijk ook ten onzent is geschiedofficierendie
geduelleerd hebbengeheel gegratieerd wordendaar is
deze gratie, als 'tware, eene erkentenis van hoogorhand,
dat het duel niet gemist kan wordendat het soms over-
mijdehjk kan zijn.
„Welnu, dat mag zoo niet blijven! Het vooroordeel
moet den kop ingedrukt worden. Op welke wijze? Uit
sluitend door strafbepalingen? Och! ik geloof niet, dat
daardoor alléén het duel uitgeroeid zal kunnen worden.
Alle denkbare straffen zijn reeds tegen het duel bedreigd
en uitgesprokenvan de doodstraf (en ze werd toegepast!)
tot boete toe.
„Nog bestaat het.
„Het komt mij voor, dat plotselinge en algeheele af
schaffing van het duel thans nog niet denkbaar is. Het
vooroordeel plotseling geheel te doen verdwijnen is niet
mogelijk. Frederik de Grooto verklaarde, dat dit voor
oordeel machtiger was dan de koningmachtiger dan de
wet. Hij zag echter in, dat door het duel hef beoogde
doel niet kon bereikt wórden.-
Bijv in artikel 27 van de wet, regelende de bevordering, het
ontslag, enz. der officieren van de Landmachtpunt 3, en gelijkluidende
met punt 3 van artikel 30 van het Kon. Besl. van 24 November 1859:
Regeling van de bevordering, het ontslag, enz. van de Eur. Off. der
landm. in Ned. Indië: „Geen officier kan uit den dienst worden ontsla-
„gen dan: 3e: Wegens gedragingen of daden in het openbaar, waardoor
„de waardigheid van -den officiersrang wordt aangerand."